AirborneArnhem.nl : Het Willem Tiemens Archief AA  ·  Home  ·  Over

voor meer: www.tiemens.info

Pollen en palen

 

 Het 'gezicht' van de handzame wandelgids

 

Tekens uit een voltooid verleden tijd

Op 23 november 1989 vond in het restaurant de Thermiekbel op Terlet de presentatie plaats van de wandelgids 'Voetpaden in en om Arnhem'. Een van de beschreven wandelroutes leidt langs de grens tussen de gemeenten Ede en Arnhem. Een grens die al eeuwenlang gemarkeerd wordt door 'pollen en palen'; kunstmatige heuveltjes waarin indrukwekkende, natuurstenen grenspalen geplaatst zijn. Een van die palen, door de aanleg van de A50 van zijn plaats geraakt, werd ter gelegenheid van het verschijnen van de wandelgids door Feike Vlas, een van de schrijvers van het boekje, in de buurt van Terlet weer op de grens tussen de gemeenten Arnhem en Rozendaal teruggezet. De presentatie van 'Voetpaden in en om Arnhem' gaf de aanzet om samen met Feike Vlas op 18 maart 1990 een tocht te maken langs de pollen en palen op de grens tussen de gemeenten Arnhem en Ede.

 

 

Topografische kaart waarop de oude grens tussen de gemeenten Arn­hem en Ede, alsmede de route die wij volg­den, zijn ingetekend. De stukken die we ons rijdend verplaatsten, zijn als bloklijn weergegeven. De plaatsen waar we de auto achterlieten, zijn met een X gemerkt. De nummers stellen de volgende 'pollen' voor:

1. Terletpol

2. Philipsbergpol

3. Schaarsbergenpol

4. Nieuwpol

5. Vredepol

6. Braspol

7. Middelpol

8. Coosenspol

9. Middelpol

10. Middelpol

11. Bijsenpol

A = Parallelweg A 50 hoek Eerbeekseweg. B= Restaurant Rijzenburg/ingang Hoge Veluwe.

C= voormalige spoordijk

 

   

 

 

Feike Vlas Vlas stampt onder het toeziend oog van belangstellenden de verse grond rond de grenspaal aan. Met dit eenvoudig ceremonieel werd het herplaatsen van de eeuwenoude grenspaal nabij de noordelijke hoek van de parallelweg van de A50 en de Eerbeekseweg een feit. (Op de kaart: A) 

 

De grens tussen Ede en Arnhem

Ede en Arnhem zijn buren, hoewel veel inwoners zich dat wellicht nog nooit gerealiseerd zullen hebben. Geen wonder, want de gemeenschappelijke grens strekt zich hoofdzakelijk uit over onbewoond natuurgebied. Gemeentegrenzen zijn vooral van belang voor bestuurlijke aangelegenheden, maar over natuur­gebieden valt nu eenmaal niet zoveel te besturen en de natuur laat zich aan zulke grenzen niets gelegen liggen. Eeuwen geleden bestond het terrein, waardoor de gemeenschappelijke grens liep, hoofdzakelijk uit golvend heidegebied, zo hier en daar afgewisseld door zandverstuivingen. In enkele nederzettingen die in dit barre land op of nabij de grenslijn lagen (Oud Reemst, Everwijnserf, Deelen, Terlet), voerden keuterboertjes hun nooit aflatende strijd om het karige bestaan. Dit vormloze gebied, dat door stuifduinen die zich verplaatsten steeds van aan­blik veranderde, bezat te weinig houvast om de loop van de grenslijn te fixeren. Daarom werden er op geregelde afstanden zogenaamde 'pollen' opgeworpen, hopen heideplaggen, waar palen ingezet werden. Maar ook de pollen met palen raakten onder invloed van weer, wind en regen in verval.

 

Grensinspecties

In het jaar 1750 verleende stadhouder Willem IV de burgers in de Veluwse schependommen en schoutambten (juridische en bestuurlijke lichamen, ‘gemeenten’ zouden we nu zeggen) het recht om in hun eigen gebieden te jagen. In verband daarmee moest ook het tracé van de grens tussen de schoutambten Arnhem en Ede weer eens nauwkeurig worden vastgesteld en afgepaald. Een en ander gebeurde overigens in goed overleg tussen de besturen van beide plaatsen, die besloten gezamenlijk de situatie ter plekke in ogenschouw te nemen. Het verslag van de uitgevoerde ‘ommegang’, de inspectietocht te voet langs de gemeenschappelijke grens, is bewaard gebleven.

'Soo zijn op den 24 October 1750 (...) Heer Lantdrost en Heeren Gecommiteerdens des smorgens om neegen uuren tot Ter Leth bij malkanderen gekoomen, om nae te gaen en te examineren de Limietscheijding tusschen het ampt van Ede en het Schependom van Arnhem voornoemt, (...) weesende voor soo veel de aanwijsinge van de Pollen langs het Deelense Veld aanging, van de kant van de Heer Lantdrost daarbij prae se nt Gerrit Derk Suurmond, Scholtus (schout ­red.) des voorn. Ampts, nevens Rijck Janssen en Gijsbert Jansen geassisteert met neeg en arbeijders. Voorts Jan van Beeck en Reijnt Hendriks, voor soo veel de Pollen langs het Reemstertot aen het Wolffeser Veld, alwaar het Lantdrosten ampt met het Richterampt van Veluwenzoom scheijd concerneerde (...).

Vervolgens is een aanvank gemaekt met de paal staande eenige passen van het Huijs Ter Leth aen de linkerhand van de gemeene wegh na Apeldoorn als men van Arnhem komt, op welke plaats de Heerlijkheid Rosendaal ten oosten, het ampt van Ede ten Noorden, 't Schependom van Arnhem ten zuijden aan schieten.

En is men van daer langs aff westwaerts aen, genoegsaam in een regte Linie, hebbende men het ampt van Ede off wel Deelense Velden aen de regter en 't Arnhemse velt op de Linkerhand gereed en tot bij een Poll leggende op een hoogen Berg, den Philipsbergh of hooge waar genaamt, welke oude Poll weer tot eens ieders nazigt is opgehaalt en vernieuwt.

Wijders is men samentlijk westwaarts aangegaan, tot een Poll leggen de in een leegte bij de Schaersbergen en van daer nae den Poll bij de soo genoemde Dorre Struijken (...).

Zijnde te noteren dat alle de voors. oude Pollen welke nogh distinct konden worden gesien, door wederzijds arbeijders mede zijn opgehaalt en vernieuwt, en terwijl men bevond, dat die oude Pollen al te verre van malkanders laagen, sodaenig dat men op de meeste plaatsen van den een op den ander niet konde sien, soo is geresolveert, dat bij de eerste gelegentheid tusschen ieder Poll nog een, twee off drie Pollen (...) zullen worden gelegt, en dat vervolgens op die Pollen PaaIen zullen worden geset, waarvan de costen voor de eene helfte bij het Ampt van Ede, en de andere helft bij de Stad van Arnhem, zullen worden gedraegen.'

 

 

Fragment van een kaart van Gelderland uit de tweede helft van de zestiende eeuw, waarop Arnhem, Deelen en Terlet voorkomen. Naar ons gevoel is de kaart 90° 'gekanteld', d.w.z. het noorden ligt niet 'boven' maar rechts

 

Na de ommegang van de bestuurderen, kreeg de provinciale landmeter Willem Leenen opdracht om alles nog eens secuur na te meten en te laten afbakenen. Veel haast maakte de beëdigde landmeter Leenen blijkbaar niet, want eerst in 1756 was hij met het meetwerk klaar. Daarna kon het plaatsen van palen beginnen. Niet op elk punt langs de grens konden de 'knikpuntpollen' aan weerszij goed worden waargenomen. Om elke onzekerheid over de loop van de grens weg te nemen, werden daarom op enkele plaatsen tussen de knikpuntpollen ook nog zogenaamde middelpollen aangelegd.

 

 

 

 

Een drietal foto's van de hoeve Terlet; boven aan het begin van de 20ste eeuw, daaronder de boerderij kort voor de sloop

 

Vijfenzestig jaar later, op 22 maart 1821, trok opnieuw een flink gezelschap langs de gemeenschappelijke grens van Ede en Arnhem. Doel van de tocht toen was het vaststellen van de 'omtrekslijnen der Gemeenten'. Deze vaststelling was een rechtstreeks gevolg van de invoering van het kadaster, waartoe in ons land op 11 oktober 1811 per keizerlijk decreet was besloten. Naast het verzorgen van de registratie van de eigendomsrechten op de grond, moest het kadaster de grondslag voor een rechtvaardiger heffing van grondbelasting mogelijk maken. Op die dag vervoegde zich een 'Landmeter der eerste klasse' van het ministerie, vergezeld van een controleur van de directe belastingen, op het Raadhuis in Arnhem. Ze werden er verwelkomd door de heren J.N. van Eck, R.J. Bouricius en D. Gaijmans, president burgemeester, resp. burgemeesters van Arnhem. Verder waren aanwezig de schout van Ede, E.L. van Meurs, en een viertal 'aanwij­zers', gemeentelijke landmeters naar wij aannemen. De groep die gecompleteerd werd met een afvaardiging uit de gemeente Rozendaal, begaf zich daarop naar 'eenen steen en Grenspaal staande in de Heide ten Westen van de Amsterdamsche weg in de nabijheid van het Huis Reyers Heide genaamd ...' Vanaf deze paal die het 'driegemeentenpunt' Ede-Arnhem-Renkum markeerde, werd de tocht aanvaard die het gezelschap langs de grenspalen voerde. De uitgestrekte heide werd zo hier en daar afgewisseld door schrale akkertjes. N a een wandeling van zo'n 3,5 km in noordoostelijke richting en het passeren van 5 palen, boog de gemeenschappelijke grens oostwaarts om met nog enkele knikken te eindigen op het driegemeentenpunt Ede-Arnhem-Rozendaal in Terlet. Het zal al laat in de middag geweest zijn toen het gezelschap zijn ruim 11 km lange wandeling door heide en stuifzand in Terlet beëindigde. Zonder twijfel zullen de vermoeide mannen een hartversterkertje tot zich hebben genomen in de uitspanning Huis Terlet, als een oase gelegen langs de handelsroute tussen Arnhem en Apeldoorn die het uitgestrekte gebied van zandverstuivingen en heidevelden tussen deze beide plaatsen doorkruiste.

 

 

Kaartje waarop landmeter Willem Leenen in 1756 de grens tussen Arnhem en Ede vastlegde

 

Veel veranderd

In het grensgebied van Ede en Arnhem is sindsdien veel veranderd. Door ont­ginning werd veel woeste grond in cultuur gebracht en nieuwe wegen werden aangelegd. Het Nationale Park De Hoge Veluwe werd gesticht en in mei 1940 begonnen de Duitsers op de Kemperheide, de aangrenzende schietbanen en op een aanzienlijk stuk terrein van de Hoge Veluwe het vliegveld Deelen aan te leggen.

Wat zou er van de 13 oude 'pollen en palen' op de grens tussen Ede en Arnhem zijn geworden, zo vroegen wij ons af. Antwoord op die vraag is het best te krijgen door eenvoudig in de voetsporen te treden van de bestuurders die in 1750 en 1821 hun inspectietocht uitvoerden. Aldus besluiten we.

Maar wat heet 'eenvoudig'. Wie het probeert, vindt al snel manshoge hekwerken van vliegveld Deelen en van Het Nationale Park De Hoge Veluwe op z'n weg. En het grote terrein dat het Nationale Zweefvlieg centrum in gebruik heeft, is eveneens verboden voor onbevoegden. In 'Voetpaden in en om Arnhem' worden deze obstakels in een omtrekkende beweging gepasseerd. Een alleszins acceptabele oplossing voor een wandelgids. Men kan het leger wandelaars nu eenmaal niet aanzetten tot het illegaal betreden van een militair luchtvaartterrein, om maar eens wat te noemen.

 

Op naar Terlet

Feike Vlas, geestelijk vader van de wandelgids, was direct te porren voor de 'herhalingsinspectietocht' langs de pollen en palen. In het dagelijks leven is hij landmeter in dienst van de gemeente Arnhem. Hij past perfect in de traditie van de inspectietocht langs dit stukje oude gemeentegrens, waarvan hij bovendien alles weet. Met hem ben ik dus verzekerd van een ter zake zeer deskundige gids. Bovendien kennen we elkaar al goed sinds 1968. We gaan dus op stap met het 'ons-kent-ons gevoel'. Het is een ongekend mooie voorjaarsdag die een nieuw temperatuurrecord zal vestigen. En dat terwijl het volgens de kalender nog winter is! Een historische dag ook, want vandaag worden er voor het eerst - en naar valt te verwachten tevens voor het laatst - vrije verkiezingen uit de geschiedenis van de DDR gehouden. We besluiten de tocht in Terlet te beginnen en dan westwaarts te trekken. De voorkeur voor Terlet als startpunt wordt niet ingegeven door de gedachte om meteen al in Huize Terlet een hartversterkertje in te nemen, maar omdat het met het oog op de hindernissen op onze weg nu eenmaal handiger is om daar te beginnen. Huize Terlet bestaat trouwens niet meer, de hoeve annex uitspanning moest in 1983 wijken voor de aanstormende snelweg A50.

Terlet is het Mekka van de Nederlandse zweefvliegsport. Kort na de oorlog werd hier het Nationale Zweefvliegcentrum gevestigd. Voor de oorlog was de Arnhemsche Zweefvliegclub er overigens al actief. De auto op de bezoekersparkeerplaats achterlatend, gaan we op zoek naar de paal die daar het oude driegemeentenpunt Arnhem-Ede-Rozendaal moet aangeven. We zeggen 'oude', omdat in 1953 als gevolg van een annexatie het werkelijke driegemeentenpunt een kilometer of twee naar het noorden is verlegd. We vinden de paal, waarvan nog slechts een stompje over is, aan het begin van de eiken wal. De A50 heeft hem van z'n eeuwenoude standplaats naast de oude Apeldoornseweg verjaagd en hem hier, een 50 meter westwaarts daarvan, doen belanden. Hier zal de 'Pol bij Ter Leth' het wel weer even kunnen volhouden.

 

De Philipsbergpol

De tweede grenspaal moet op de Philipsberg staan, een heuvel midden op het territorium van het zweefvliegcentrum. De zweefvliegtuigen zijn weer uit hun winterstalling gehaald, op deze zonovergoten zondag heerst er dan ook al een grote bedrijvigheid op Terlet. De veiligheid van de zweefvliegerij kan slechts gehandhaafd worden door een strikte naleving van een groot aantal regels. Eén daarvan is, dat het terrein eerst na verkregen toestemming van een bevoegde autoriteit betreden mag worden. Wij spoeden ons daarom naar de receptie om er ons verzoek voor toestemming tot een bezoek aan de Philipsberg in te dienen. De dame van de receptie geeft ons bezoek en de reden daarvan via de radio door. We melden ons bij een medewerker van het zweefvliegcentrum die ons met z'n Toyota Landcruiser een eindje in de richting zal brengen. Een gemak dat onze illustere voorgangers ontbeerden. Het is wel even zoeken voor we de Philipsbergpol gelokaliseerd hebben. Eenmaal tussen de opgaande berken en vliegdennen gevonden, blijkt hij zich slechts van een natuurlijk heu­veltje te onderscheiden door een kort betonnen paaltje dat erop geplaatst is. Een fantasieloos surrogaat voor zijn chiquere natuurstenen voorganger. Uit de brokstukken die we in de directe omgeving aantreffen maken wij op, dat deze laatste op gewelddadige wijze aan z'n einde moet zijn gekomen. Het ging er op Terlet niet altijd zo vredig aan toe als nu. In de oorlog vestigden de Duitsers er een radiopeilstation, terwijl op een hoogte dicht bij de Philipsberg een batterij luchtdoelgeschut in stelling ging. Wij vermoeden dat de paal, die zich op de top van de vroeger kale heuvel zo fraai tegen de lucht aftekende, een onweerstaanbare uitdaging vormde voor de Duitse kanonniers die het grootste deel van hun tijd in ledigheid doorbrachten. 'Wedje maken dat ...' Een aardig verzetje was nooit weg. De paal kort daarop wel.

 

 

Links de Terletpol (1), rechts de Philipsbergpol (2), nu een onooglijk betonnen paaltje

 

De Schaarsbergenpol

We aanvaarden de terugweg naar de Thermiekbel, drinken er een kopje koffie op het op het zuiden gesitueerde terras dat, ondanks het vroege uur, al redelijk gevuld wordt door dagjesmensen. Het volgende bezoekje geldt de paal bij de meest oostelijke uitloper van De Schaarsbergen. Hoewel die ruim een kilometer zuidwestelijk van de Philipsberg moet staan, dienen we toch met de auto een flinke omtrekkende beweging te maken om via de Koningsweg en het motorcrossterrein op de Hooilaan te komen. Dit door ‘n dubbele rij beuken omzoomde, kaarsrechte zandpad, dat de zuidelijke grens van het zweefvliegcentrum vormt, vindt z’n oorsprong in het oude zandpad dat kronkelend over dit heuvelachtige deel van de Veluwe Rozendaal met Deelen verbond. De Schaarsbergenpaal is niet moei­lijk te vinden, ondanks dat hij nog maar een fractie van z’n oorspronkelijke lengte bezit. Zijn robuuste silhouet steekt duidelijk af tegen de omringende heide. Van de pol waarop hij stond is niets meer over. Een nadere inspectie van de paal maakt duidelijk, dat hij vanuit noordelijke richting beschoten is. Hebben de Duitsers nadat de paal op de Philipsbergpol het loodje had gelegd hun kanon op deze gericht en er de top afgeschoten?

Op wat indertijd de Kemper Heide was, stond in de buurt van de daar gelegen schietbaan de Doornstruijckpol (een verbastering van de ‘Dorre struijken’ waarvan landmeter Leenen melding maakte?). In mei 1940 nam de bezetter de heide in bezit en begon er het vliegveld Deelen op aan te leggen. Sindsdien is de paal, die al gauw een anderhalve ton gewogen moet hebben, spoorloos verdwenen. Weggeëgaliseerd, want de heide (met doorn of dorre struiken) waarin hij stond is sinds lang verdwenen en herschapen in vruchtbaar akkerland. Voor ons doel kunnen we het vliegveld dus met een gerust hart rechts laten liggen en doorrijden naar De Hoge Veluwe. We zijn niet de enigen die het plan hebben opgevat om er op deze veelbelovende dag eens uit te breken. We willen de gemeentengrens weer ‘oppakken’ waar die onder de afrastering van het vliegveld het park inloopt.

 

De pollen en palen in Het Nationale Park De Hoge Veluwe

Op de Hoge Veluwe wijst de paal, die kort nadat we het witte boerderijtje Ever­wijnserf rechts gepasseerd zijn, op enkele meters rechts van de weg staat, dat we weer bij de grens staan. Het is de eerste paal welke we tegenkomen die z'n oorspronkelijke lengte nog heeft. Alleen, hij -de Vredepol- verschijnt 'voor z'n beurt', want dichterbij het hek van het vliegveld moet er ook nog een staan, de Nieuw­pol. We bekijken de kaart nog eens en besluiten vanaf dit punt de grens in oostelijke richting verder te voet te volgen. Na een paar honderd meter staan we oog in oog met de Zwarte Bergen, waar de Nieuwpol ergens moet staan. Maar helaas zijn we al doende ook in een fuik van hekwerken gelopen, we kunnen niet verder. We raadplegen de kaart nog eens en ja hoor, stom, niet goed gekeken. Het hek stond er wel degelijk op. Een laatste weemoedige blik door het harmonikagaas struikelt plotseling over een vaaglijk bekend voorkomend voorwerp; een robuust paaltje van zo'n meter hoog waar het bovendeel kennelijk van mist. Een grenspaal, dat kan niet anders. Verrassing alom, want volgens de paperassen van Feike Vlas behoorde hier in elk geval geen grenspaal te staan. De Nieuwpol moest eigenlijk nog zo'n 100 m oostelijker liggen.

Terug bij de auto wijst Vlas op de  aanplant van een dubbele rij beukenboompjes langs de gemeentegrens. Ze sluiten aan op de bestaande rijen oude beuken die vanaf de Braspol doorlopen tot aan de snelweg A 12. We rijden naar een volgend pad en ondernemen -nu met meer succes- een nieuwe poging om De Zwarte Bergen te bereiken. Spoedig komen we in het deel van De Hoge Veluwe dat tijdens de oorlog tot het vliegveld Deelen behoorde. Een ree die zijn territorium in deze uithoek van het park heeft, is duidelijk verrast door de aanwezigheid van mensen en neemt de benen. Naast het pad waarop we lopen tekent zich het tracé van een voormalige rolbaan nog duidelijk af. Nauwelijks voorstelbaar, dat hier zo'n kleine vijftig jaar geleden de donker geverfde nachtjagers en bommenwerpers van en naar hun gecamoufleerde onderkomens taxiden. Het raadsel van de Nieuwpol op de Zwarte Bergen is weldra opgelost. Even buiten het hek van de Hoge Veluwe (ja, u heeft het goed, eigenlijk staan we opnieuw aan de verkeerde kant van het gaas!) ontdekken we een spits betonnen paaltje van hetzelfde soort als we aantroffen op de Philipsbergpol. Het stond pal naast een bunkertje dat de bemanning van het aldaar opgestelde en tot de vliegveldverdediging behorende luchtdoelgeschut als schuilplaats had gediend. Even later zouden we op diverse andere plaatsen op de Zwarte Bergen nog meer van zulke ondergrondse bouwseltjes aantreffen. Het ligt voor de hand dat de aannemer die de paal van de Nieuwpol aantrof op de plek waar hij een bunkert je moest bouwen, deze voor de aanvang van de werkzaamheden heeft geborgen en een honderd meter verder, buiten het gebied van de werkzaamheden, weer in de grond heeft gezet.

 

Restant van de paal van de oorspronkelijke Nieuwpol (4)?

 

De gemeentelijke land­meter die na de oorlog geen paal meer vond op het punt van de Nieuwpol, moet ervoor gezorgd hebben dat er, evenals op de Philipsberg, een lelijk kort betonnen paaltje werd neergezet. Hij kon ook moeilijk vermoeden dat de oorspronkelijke - zij het geschonden - paal zich nog in de buurt ophield. Zo stellen wij ons voor dat het is gegaan. Terwijl de zweefvliegtuigen van vliegveld Deelen als witte roofvogels boven ons hoofd cirkelen, lopen we over de vlakte van hei en buntgras naar ons voertuig terug. Het begint nu toch knap heet te worden. Een goed moment voor het letterlijke appeltje voor de dorst. We keren de auto en rijden terug naar het Everwijnserf dat dicht bij de Schaarsbergse ingang van het park ligt. Het Everwijnserf is een van de oudste nederzettingen in deze streek, men vindt het al op zeer oude kaarten. Nu fraai bebost, maar indertijd een immens wijds en onherbergzaam gebied van heide, zandverstuivingen en duinen van stuifzand. Voor het stralend witte boerderijtje is een hoogst interessante wandelroute uitgelegd langs diverse historische en voor deze streek karakteristieke kenmerken. Voor ons vormt het het beginpunt van een lange wandeling naar de Braspol en de Middelpol. Deze laatste is tevens de laatste op de Hoge Veluwe. We lopen weldra door een laan met aan weerszij eiken. Onze gids maakt ons attent op een heuveltje dat doorkliefd wordt door het pad. Iets ongewoons hier, waar paden doorgaans bult-op, bult-af gaan. De verklaring voor het vreemde verschijnsel: Het pad dat we volgen diende tijdens de oorlog als tracé van de spoorlijn naar het vliegveld Deelen die de Duitsers bij Wolfheze van de lijn Arnhem - Utrecht aftakten. Waar het bos overgaat in een lager gelegen heide (Het Dal), ligt zowaar een heuse spoordijk die in zuidwestelijke richting naar Wolfheze afbuigt. Een oplettende wandelaar zal het opvallen, dat deze door berken omzoomde verhoging met z'n regelmatige vorm niet van natuurlijke oorsprong kan zijn. Maar het laatste waaraan men hier zal denken is wel aan een spoordijk! Wij gaan nog even rechtdoor tot aan

 

 

Links de Braspol (6),waarvan de pol nog duidelijk aanwezig is, rechts de Middelpol met 'jonkie' (7)

 

de dubbele rij 'scheibomen'; we zijn weer bij de grens. Deze een paar honderd meter in noordoostelijke richting gevolgd hebbend, komen we bij een knik in de gemeentengrens, dus een plaats voor een pol; de Braspol. Een echte pol nog en een grenspaal die na 240 jaar nog in redelijke staat verkeert.

Inderdaad ligt hier ook het punt waar de twee rijen jonge beukjes die bij de Vredepol begonnen, de rijen oude beuken ontmoeten. "Tussen de Vredepol en deze Braspol heeft ooit een middelpol gestaan, maar die is intussen verdwenen", aldus Feike Vlas. Zoeken heeft dus geen zin. We keren de jonge beuken de rug toe en volgen de scheibomen in zuidelijke richting tot we de laatste van de drie palen op de Hoge Veluwe op onze weg vinden. Een middelpol deze keer, hetgeen bevestigd wordt door de rijen scheibomen, die in een kaarsrechte lijn doorlopen. Het is de eerste middel pol die we tegenkomen. Knikpuntpollen dragen namen, middel pollen daarentegen niet, zij heten alle 'middelpol'. Op de middelpol die weldra voor ons opdoemt, prijkt een onthoofde grenspaal. Bij een nadere beschouwing ontdekken we achter de grote paal een kort paaltje dat z'n kop als een jonge paddestoel uit de pol steekt. Zonder twijfel het bovenstuk van de grote paal dat er naast 'gepoot' is; alsof men hoopte dat het ding ooit wortel zou schieten en nog eens een volwassen grenspaal zou worden.

Onze missie op de Hoge Veluwe is hiermee beëindigd. We aanvaarden te terugweg naar het Everwijnserf. Volgende doel: de Goosenspol.

 

De Goosenspol

Die blijkt achter op het terrein van het zwakzinnigeninstituut 's Koonings Jaght te staan. We melden ons bij de portier die een oogje in het zeil houdt bij de inrit van het terrein. Geen bezwaar dat we er even een kijkje nemen. De dubbele rij beukenbomen geeft ook hier aan waar de grens loopt en de paal blijkt nog steeds op de plaats te staan waar hij bijna tweeën een halve eeuw geleden werd neergezet. Naar zijn naam te oordelen zouden we nu bij een knikpuntpol moeten staan. Maar zover het oog reikt staan de scheibomen netjes in een rechte lijn, geen knikpunt te bekennen. Ook de kaart laat hier een kaarsrechte grenslijn zien. Dus zal de Goosenspol wel de spreekwoordelijke uitzondering op de regel zijn; de naamgevingsregel van pollen.

 

Laatste etappe

Naast 's Koonings Jaght snijdt de rijksweg A12 een diepe en brede kerf in het landschap en slaat een bres in het zo karakteristieke lint van grensbomen. Wat zuidelijker vormt het verkeersknooppunt Grijsoord, waarmee de A50 vanuit Nijmegen op de A12 aansluit, een niet te nemen hindernis voor de wandelaar.

Er zit niets anders op dan ons nog één keer met de auto te verplaatsen. "Als we naar het wegenwachtstation aan de Amsterdamseweg rijden en daar ergens de auto neerzetten, zijn de laatste drie 'pollen en palen' uitstekend te voet te bereiken ", aldus de gids, nog even enthousiast als aan het begin van de inspectietocht. Zo gezegd, zo gedaan. We parkeren bij de idyllisch gelegen ANWB-vestiging en lopen vervolgens de weg verder af richting tunneltje, dat ons onder de A12 doorvoert. Na het tunneltje, in 1941 door de bezetter gebouwd om het spoorlijntje naar het vliegveld de Autobahn in aanleg – in de volksmond bekend als ‘het hazepad’ -  te laten kruisen, slaan we direct rechtsaf tot we aan onze linkerhand de scheibomen weer ontdekken. We zitten weer goed en volgen de beuken. Na een paar honderd meter komen we aan een heideveldje, rechts. Aan de rand ervan een flinke pol met daarop een veelhoekige, ruw gehakte paal. Het is zonneklaar dat hij niet behoort heeft tot de serie palen die de Arnhemse steenkoper Plamont speciaal voor het afpalen van de gemeentegrens bestelde.

 

Een flinke pol met daarop een veelhoekige, ruw gehakte paal (9)

 

Dat zijn de bekende slanke en bijna 3 m hoge exemplaren die spits toelopen en een versiering of inscriptie missen. Niet uitgesloten is, dat de ruwe paal van deze middelpol van ouder datum is. Hoewel het zeer de moeite waard is vanaf dit punt een wandeling te beginnen over het landgoed Planken Wambuis, dat zich van hier naar het westen uitstrekt, keren wij op onze schreden terug, passeren het tunneltje en slaan na een kleine tweehonderd meter een smal paadje - een wildwissel lijkt het wel - aan de linkerzijde in. Na een korte klim doemt er rechts vóór ons opnieuw een pol met paal op, beide nog in goede conditie; opnieuw een naamloze middelpol.

 

De naamloze middelpol met nog een gave paal (10)

 

Rest ons een bezoekje aan de laatste pol langs de gemeenschappelijke grens, de Bijsenpol, het driegemeentenpunt Ede-Arnhem-Renkum. Om hem te bereiken lopen we achter het wegenwachtstation langs naar de Amsterdamseweg. Daar aangekomen, vinden we onderaan het talud de overblijfselen van de Bijsenpol. Een armzalig restant van de paal op een pol die die naam nauwelijks nog waard is. Het had overigens maar een haar gescheeld of de Bijsenpol zou met paal en al onder de Amsterdamseweg (N224), waarvan de loop in de jaren vijftig met het oog op de ongelijkvloerse kruising van de A12 meer noordelijk kwam te liggen, zijn verdwenen.

 

De Bijsenpol (11), niet meer dan een stompje paal, markeert het 'driegemeentenpunt' Arnhem-Ede-Renkum

 

Het schilderachtige boerderijtje Reyers Heyde, stammend uit 1782, gelegen nabij de Bijsenpol

 

Tot slot

De palen en pollen langs de oude grens van Ede en Arnhem mogen dan curieus zijn, echte bezienswaardigheden zijn ze niet. Is dit niet een wat teleurstellende balans van een vermoeiende dag van gezwoeg door bos en hei? Bepaald niet, want een aantal routes naar de markante punten langs de grens voeren de wandelaar door terrein van ongekende schoonheid en oasen van rust Hij passeert de mooiste plekjes waar hij anders zeker nooit zou komen. Is het een mooie dag en heeft u zin om eens een flinke wandeling te maken, schroom dan niet. Trek er op uit. Op het bijgaande kaartje zijn de routes aangegeven die wij gereden en gewandeld hebben. Wellicht kunnen ze u van nut zijn. Overigens, er valt natuurlijk veel meer te genieten op de Hoge Veluwe; het jachtslot St. Hubertus, het wereldvermaarde rijksmuseum Kröller-Müller, om maar eens iets te noemen. En ziet u tegen een flinke wandeling op, och, dan heeft u misschien toch nog enig genoegen beleefd aan het verslag van de tocht die wij maakten in de voetsporen van de bestuurderen van weleer.

 

Klik hier om terug te gaan naar de Home Page.